Maarten Engelman over Corona en de veranderlijkheid van ruimtegebruik.
Ruimte als uitgangspunt
Mijn eerste opgave voor de studie architectuur aan de Technische Universiteit Eindhoven was een bijzondere. Namelijk het in elkaar knutselen van een tweedimensionale pop met alle scharnierpunten van het menselijk lichaam; een platte Pinokkio. Een introductie in ergonomie, de wetenschappelijke studie van de mens in relatie tot zijn omgeving. Dit om inzicht te krijgen in de gebruiks- en verblijfsruimte die wij als individu of als groep nodig hebben. De les die ik daaruit leerde was: geef elkaar de ruimte, ook in fysieke zin. Maak ruimhartige bouwkundige structuren die ook in de toekomst relevant blijven. En kijk goed naar de context waarin je ze ontwerpt, zodat ze passen binnen de omgeving en de mensen ervan gaan houden. Achter de voordeur bevindt zich het domein van de bewoners, de gebruikers. Zij bepalen hoeveel ruimte ze nodig hebben, en hoe die ruimte ingedeeld en uitgerust moet worden.
De ruimtelijke rek is eruit
Na mijn studie bleek al snel dat de werkelijkheid weerbarstiger is. Ik bespeur een tendens waarbij de mens steeds minder ruimte krijgt. Bijvoorbeeld geen buitenruimte of bergruimte meer. En ook in onze werkomgeving gaan wij steeds meer ruimte delen; iedereen een eigen werkplek is verleden tijd. In principe een goed idee, omdat functionele ruimtes in elkaar overlopen en continu veranderen. Maar we zijn daarin doorgeschoten. Zo langzamerhand is de flexibiliteit weg, en de ruimtelijke rek eruit. Dus wordt het afbreken of gekunsteld uitbreiden. Steeds vaker zien we bouwkundige oplossingen voor specifieke doelgroepen, zoals tiny houses, maatwerk of tijdelijke oplossingen. Het kunnen samenvoegen en combineren van ruimte is steeds minder een ontwerpopgave. Op deze wijze bouwen wij geen goede gebouwen, gezellige duurzame straten en buurten.
Leren van de coronacrisis
De coronacrisis heeft ons nog eens extra bewust gemaakt van onze behoefte aan eigen ruimte binnen gemeenschappelijke ruimte. En het gebrek daaraan. Iedereen wil zijn eigen 1,5 meter claimen. De terrassen moeten groter, de parken worden drukker en de schoollokalen zijn te klein. Ik ga ervan uit dat we de ruimte weer terugkrijgen. Natuurlijk leren wij van deze crisis. Wij gaan meer thuiswerken, digitaal werken en online onderwijs geven. Maar laten wij niet doorschieten zoals bij het nieuwe werken, waar de werkruimte per persoon steeds kleiner is geworden. Laten wij die vergissing niet opnieuw maken door dit tijdelijke abnormaal op te vatten als een ontwerpopgave. Mensen houden van de publieke ruimte, die zij graag delen met anderen. Wij houden van complexiteit en contrasten in de stad. Daarbij hebben wij overmaat nodig in de gebouwen, de straten en de parken.
De afgelopen 40 jaar is het mij dan misschien niet altijd gelukt om trouw te blijven aan het open bouwen. Ik ben er echter nog steeds van overtuigd dat niets zo veranderlijk is als het gebruik van de ruimte. Dus bouw niet te hermetisch, maar wees royaal!